koos swart
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven

Contact

Home

Copyright © 2017 H. Swart - http://www.koosswart.com

Nostalgie

Pagina 2 van 37

Buitenverblijven in H-S

Foto's en verhalen uit "Het Nieuwsblad" van 1959 & 1960

[In de volksmond "Het Bokkeblad"]

In 1652 besloot de stad Groningen een rent- meester aan te stellen voor het beheer van de venen. De keuze viel op de bierbrouwer Jacob Hayckens. Hij had als deelgenoot in de Gro- ninger Borger Compagnie reeds ervaring op- gedaan bij het „winnen” van turf. Inderdaad kweet hij zich ijverig van zijn taak, maar ver- loor daarbij toch ook niet zijn eigen belangen uit het oog. Hij wist te bedingen dat het Com- pagniehuis, het administratief centrum van zijn eigen onderneming, vrijgesteld zou zijn van de stadsland- en heemhuur en de gebrui- kelijke „geschenken”. Dit is tot op heden zo gebleven. Tevens bouwde hij ten westen van dit huis een fraaie hofstede. Zo zat hij des zomers vlak bij zijn bedrijf. Ernaast verrees weldra nog een hofstede en wel van zijn com- pagnon Willem Titsinge.

Toen Jacob Hayckens in 1709 stierf, vererfde de bezitting op zijn kleinzoon lacob Appius. Omstreeks die tijd gingen de stadsregenten er toe over de zomers door te brengen in het nu toegankelijk geworden veengebied rondom Hoogezand—Sappemeer. De uitgestrekte hei- develden, afgewisseld door veenpiassen en kreupelhout, waren rijk aan natuurschoon. Reeds in 1701 had de raadsheer Appius de naburige hofstede van Titsinge aangekocht en zo ging in 1710 een lang gekoesterde wens in vervulling: het bouwen van een buitenplaats. De beide hofsteden werden afgebroken en weldra verrees er het statige huis, dat „Woel- wijk” werd genoemd.

De nieuwe borgheer had reeds een succes- volle loopbaan achter de rug. Toen hij zich als student aan de Groninger universiteit liet

inschrijven, had hij de naam Aepkens over- gezet in het latijn. Voortaan klonk het defti­ger: Appius. Zijn familie behoorde tot een Oldambster boerengeslacht. Zij was afkomstig van de Eppo Aepkensheerd in Zuidbroek. Uit zijn huwelijk met Anna Haickens werden vijftien kinderen geboren, waarvan vier zoons en drie dochters de volwassen leeftijd bereik- ten. Zij zagen alle in de stad het levenslicht, in het huis aan de Munnekeholm, waar het gezin de winters doorbracht.

Eén van de zoons, Matthias Haycko Appius, is nog vermeld in de vaderlandse historie. Hij was Kolonel in Staatse dienst en vocht in de Oostenrijkse Successieoorlog. Tijdens de slag bij Fontenay in 1745, waar de nederlanders werden verslagen, trok hij op eigen gelegen- heid terug. Hij schreef dit in een moedelose brief aan de Raad van State en werd toen op staande voet ontslagen. Teruggekeerd in Gro- ningen liet hij een geschrift verschijnen om zijn houding te verdedigen. Dit „paskwil” wekte in Den Haag grote verontwaardiging. De regering was zo verbolgen, dat zij het ge- schrift plechtig in het openbaar door de beul liet verbranden.

Vader Jacob Appius was toen niet meer in leven. Hij had net tenslotte gebracht tot bur- gemeester en tevens tot curator van de uni- versieit. Vijf jaren na zijn dood, deed zijn weduwe op 13 augustuè 1722 „Woelwijk” van de hand. Voor 5200 Caroli guldens werd eige- naar de kolonel Gerhard Sichterman. Met hem breekt een tijdperk aan vol van romantiek.

Mr. G. N. Schutter.

„WOELWIJK” TE KLEINEMEER (2)

De eerste bewoners