koos swart

Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven

Home

Contact

Copyright © 2017 H. Swart - http://www.koosswart.com

Nostalgie

Pagina 7 van 37

Buitenverblijven in H-S

Foto's en verhalen uit "Het Nieuwsblad" van 1959 & 1960

[In de volksmond "Het Bokkeblad"]

„WELGELEGEN” KLEINEMEER (I)

Gevelsteen Ao. 1647: G(roninger) B(orger) C(ompagnie)

Mij is verzocht de lezingen over de vroegere buitenplaatsen alhier, indertijd gehouden voor de Volksuniversiteit, te publiceren. Als eerste in deze reeks verschijnt thans de geschiedenis van het nog bestaande buiten „Welgelegen” te Kleinemeer. Ter afwisseling zal af en toe een ander onderwerp worden behandeld.

De Groninger Borger Compagnie

In 16-8 begon de stad Groningen een groot- scheepse onderneming: de ontsluiting van de venen rondom het drooggelegde Sappemeer. Zij besteedde dit werk, op de bekende voor- waarden, uit aan de veencompagniën, waarin verschillende personen zich hadden verenigd tot een soort vennootschap. Toen de ontgin- ning zover was gevorderd, dat ook het Klei- nemeer aan snee kon worden gebracht, be- sloten enige inwoners van de stad hier hun geluk te beproeven. Zij dachten daarbij aan de woorden van de dichter Quintijn Pabus (1741):

„Hier schuilt een rijke schat van turf,

                                            al wordt ze pulver, van turf maakt men hier goudt,

                                en zakken vol van zuiver” Zo stichtten deze burgers dan in 1647 de Groninger Borger Compagnie. Doch het stadsbestuur wilde aanvankelijk geen toe- stemming geven. Burgemeester Eissinghe, die hierover rapport uitbracht, vertrouwde de zaak niet. Hij had het verzoekschrift doorge- lezen en toen nog eens weer goed bekeken, wel tot „drie maelen” toe: hij vond het maar „sonderlinge”.

Deze „borgeren” verzochten n.l. het gebied als één geheel te mogen gebruiken en niet, zoals gewoonlijk, dat aan iedere compagnon

afzonderlijk een stuk apart werd toegewezen. Zij zouden zelf de venen onderling wel ver- delen. Daar moesten „borgemeesteren ende raad” van Groningen zich toch wel even op bedenken !

Advies werd ingewonnen bij de stadssecreta- ris Jannes Robers, die het „nut en raatsaam” achtte het verzoek toe te staan. En zo kwam dan toch op 16 maart 1647 het kontrakt tot stand, „ten meesten dienst van de Stadt ende gerieff der goede ingezetenen”. Toen kwam echter de aap uit de mouw. Enkele compag- nons bleken slechts stromannen te zijn en wie maakten in werkelijkheid deel uit van dit ge­zelschap van 12 personen? Wel: secretaris Robers en.... Adriaan Geerts Paap alias Wil- dervanck ! Grote konsternatie ! Adriaan Geerts had juist, tot groot nadeel van de stad, bezit genomen van de venen van het karspel Zuidbroek en nu dit ! Helaas, de stad moest hierin berusten en zo gingen de heren aan de slag om uit turf goud te maken. En weldra, om nog eens de dichter aan te halen:

„zeilt een gansche turf-vloodt heenen en koestert Neerlandt door de vlam

                                          van onze veenen.” Voor administratie en om toezicht te houden op de turfgraverij verrees aan de westzijde van de hoofdvaart van de Borgercompagnie het Compagniehuis. Het stond op de lege plek vóór de smederij van Tulp te Kleine- meer. De hierboven afgebeelde gevelsteen uit dit huis, is bewaard gebleven en nu inge- metseld in de muur van deze smederij.

Eén van de Groninger borgeren nu was Jan Cornelis Spiel. Hij is de stichter van de bui- tenplaats  „Welgelegen”.

Mr. G. N. Schutter.