Copyright © 2017 H. Swart - http://www.koosswart.com
Pagina 10 van 37
Buitenverblijven in H-S
Foto's en verhalen uit "Het Nieuwsblad" van 1959 & 1960
[In de volksmond "Het Bokkeblad"]
„WELGELEGEN” KLEINEMEER (IV)
De boze schoonmoeder
De stadskommies Jan Robers heeft „Welge- legen”, dat hij in mei 1695 verwierf, amper bezeten. Reeds een maand later stierf hij. Zijn weduwe verkocht het buitengoed in augustus 1695 aan Jan Lohman. De nieuwe eigenaar was een belangrijk man: eerst ambt man van het Goorecht, later rekenmeester- provinciaal en tenslotte lid van de Raad van State.
Zijn opvolger, de katholieke bierbrouwer Albartus Boelens, aan wie „Welgelegen” in 1730 is verkocht, had zijn zaken in de stad overgedragen aan zijn zoon om hier zijn laatste levensjaren te slijten. Lang heeft hij er echter niet gewoond. Er deed zich een mooie gelegenheid voor om het huis, dat inmiddels bouwvallig was, van de hand te doen. Op 13 juli 1736 meldde zich een liefhebber in de persoon van Carl Friedrich Graaf von War- tensleben. Voor 4300 Caroli guldens werd hij eigenaar.
Deze zoon van de opperhofmeester van de vorst van Hessen-Kassel had, als zovele telgen van duitse adellijke geslachten, dienst geno- men in het leger van de Republiek. Als jong luitenant dong hij naar de hand van de freule op de borg Menkema te Uithuizen: Wende- lina Cornera Alberda. Haar vader was toen reeds gestorven, doch de moeder Everdina Cornera van Berun, was met de bruidegom allesbehalve ingenomen. Door-kruiste hij haar plannen? Niet onmogelijk. Vaak huwelijkten de ouders hun kinderen, terwijl ze nog in de wieg lagen, uit om de macht van de familie te vergroten. Hoe het zij, in juni van het jaar 1736 vertoefde het jonge paar op Menkema om daar de grote was te doen, die eenmaal per jaar werd gehouden. Door de grote droogte was er in de stad noch voor geld of goede woorden water te krijgen. Nauwelijks echter was men de borg binnen-getrokken of de collector van Uithuizen, tevens rentmeester van Menkema, kwam aangesneld. Met „snoode” woorden gelastte hij hun te vertrek-
ken. De graaf ontstak in hevige toorn, sloeg hem „een weinig om de ooren” en joeg hem „ter poorten uit”. Dat nam de rentmeester niet ! Aanstonds schreef hij naar Den Haag, waar de Vrouwe van Menkema logeerde. Haar antwoord kwam prompt per omgaand epistel: haar schoonzoon moest Menkema op staande voet ontruimen. En zo kwam het aanbod van het buiten te Kleinemeer wel ge- legen! Opgelucht schrijft Von Wartensleben naar zijn schoonmoeder : Ik zal het stof op de drempel van mijne voeten wisschen en zeg U voor altoos goeien dag. Overigens verblijve ik, zoverre de natuur en minplicht dit eischen, met al het waardig respect van U, Hoogwel- geboren Vrouwe, Uw Hoogwelgeborene on- derdanige en gehoorsame dienaar”.
Zo belandde het echtpaar van het statige, fraai gemeubileerde Menkema op het oud „cavalje” in Kleinemeer. Aanstonds werd tot verbouwing overgegaan en men mag wel aan- nemen, dat het huis toen is opgetrokken in zijn huidige gedaante. Alleen zijn door een latere bewoner, Mr. Cornelis Star Lichten- voort, twee kamers met een keuken aan de achterzijde bijgebouwd, zodat het sierlijk top- geveltje gedeeltelijk hierachter verdwijnt, zo- als duidelijk op bovenstaande foto blijkt Aan de aanleg van het park, in franse stijl, met stervazen „verlucht”, is veel zorg besteed. „Stuur mij wat takkenbossen om de heggen op te binden”, schrijft Von Wartensleben aan zijn zwager, de Heer van Dijksterhuis, „de korfmakers hier vragen exorbitante prijzen”. Als tegenprestatie biedt hij iets aan uit de moestuin. „Zo Uw Hoogwelgeborene nog savoye, roode of boeskool nodig heeft, ik heb hier genoeg tot Uw dienst”. Gezeten op het terras liet de grafelijke familie het oog met welgevallen gaan over de fraaie hof met het prachtig rosarium. Alles ademde rust en vrede. Slechts kort, want weldra trok Carl Friedrich graaf von Wartensleben weer ten strijde.
Mr. G. N. Schutter.