Copyright © 2017 H. Swart - http://www.koosswart.com
Pagina 17 van 37
Buitenverblijven in H-S
Foto's en verhalen uit "Het Nieuwsblad" van 1959 & 1960
[In de volksmond "Het Bokkeblad"]
„VOSHOLEN” TE KLEINEMEER (1)
In de achttiende eeuw
De vroegere oprijlaan naar „Vosholen”
Toen de stad Groningen in 1628 besloot tot een grootscheepse ontginning van de venen te Sappemeer, werd tegelijk een gebied ontsloten dat rijk was aan natuurschoon. Uitgestrekte heidevelden wisselden af met veenpiassen en kreupelhout, waar het wild in groten getale rondzwierf. De eerste bewoners zullen hier- voor weinig oog hebben gehad. Doch dat ver- anderde toen de dalgronden vrijkwamen en in kuituur werden gebracht. Al vroeg verrezen hier enkele hofsteden. Ze werden des zomers
bewoond door regenten uit de stad, die aan- vankelijk ook bij de verveningen waren be- trokken. Hun nakomelingen hebben in latere jaren de hofsteden aanzienlijk verfraaid en doen uitgroeien tot buitenplaatsen. Staande temidden van hoog opgaand geboomte en van stijlvol aangelegde parken, gaven deze sier- lijke veenborgen, omringd met singels en grachten, aan Hoogezand—Sappemeer een fraai aanzien. De dichter Quintijn Pabus zegt dan ook:
„Dit dorp is uuren lang, daar tusschen door komt bruizen het vloeiendt stroom-kristal, aan wederzij met huizen en hofsteên rijk geboort; ’k zie na, of ver geen endt, zoo wijdt mijn oogen zien, ’t staat fraai, ja ik beken ’t; o wonderschoon gezicht. Wijk Vegtstroom, ja wijk Spaaren”
Zulk een buitenplaats nu was „Vosholen” te Kleinemeer. Het stond aan de zuidzijde van het hoofddiep, ten westen van het dwarsdiep naar Sappemeer. Volgens het „Caartboeck van Sappemeer” bestond het herenhuis uit één verdieping in het midden bekroond door een aardige topgevel met aan weerszijden van de hoofdingang twee ramen. In al zijn eenvoud geleek het een getrouwe kopie van het huidige „Welgelegen”, zij het dan van bescheidener allure.
De stichter van het landgoed was Gerrit Blencke, die in 1706 de toen reeds bestaande hofstede verbouwde tot een buitenplaats. Hij was administrateur van de Groningse Kamer der Westindische Compagnie en woonde des winters aan de Munnekeholm in het voor- malige brouwhuis van de abdij van Aduard. Zijn familie bleef ook later geïnteresseerd in de belangen overzee. Een van zijn kleinzoons, mr. Willem Arnold Alting, bracht het zelfs tot gouverneur-generaal van Nederlands Oost Indië.
„Vosholen” verwisselde in het begin nogal eens van eigenaar, zodat het noemen van hun namen maar een dorre opsomming zou wor- den. Voor één bewoner moet echter een uit- zondering worden gemaakt, De Groninger
bierbrouwer Bernardus van der Veen, die het buiten tussen de jaren 1741 en 1790 bewoon- de. Hij heeft nl. tezamen met zijn zwager Eppo Heerkens veel bijgedragen tot de op- bloei van de katholieke parochie in Kleine- meer. Bovendien heeft hij de bezitting door aankopen van land uitgebreid. Ook de omge- ving werd door de aanplant van bomen en het aanleggen van wandelpaden aanzienlijk verfraaid. Prachtige lanen omzoomden het landgoed. Een statige oprijlaan van hoge eiken voerde de bezoeker langs het Kleine- meersterdiep tot het inrijhek, dat toegang gaf tot de borg. Eén laan liep er zuidwaarts tot aan de oude landweg, terwijl een dubbele rij beuken, geflankeerd met kreupelhout, de wandelaar langs de landerijen naar de Mid- denstraat bracht. Daar sloot zij aan op een laan, die rechtstreeks naar het „Heerendiep” te Sappemeer voerde. Hei is het huidige „Roomse laantje”, dat heden nog Kleinemeer verbindt met de katholieke kerk in Sappemeer. Gelegenheid te over voor de heren regenten om een ogenblik „de taaien boog van stadt en staatszorge” te ontspannen en hier „lugthartig rond te stappen”, om met Quintijn Pabus te besluiten.
Mr. G. N. Schutter.