koos swart

Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven
Buitenleven

Home

Contact

Copyright © 2017 H. Swart - http://www.koosswart.com

Nostalgie

Pagina 20 van 37

Buitenverblijven in H-S

Foto's en verhalen uit "Het Nieuwsblad" van 1959 & 1960

[In de volksmond "Het Bokkeblad"]

„JAGTWIJK” TE FOXHAM (2)

De inboedel van de borg

„Jagtwijk”  ± 1880.

Nadat Anna Quevellerius, de weduwe van Hendrik Trip, in 1756 was gestorven, vererfde „Jagtwijk,” op haar dochter Henriëtta Johanna Trip. Deze heeft met haar echtgenoot mr. Reneke Busch Gockinga, secretaris van de provinciale rekenkamer, de borg een vijftien- tal jaren bewoond. Tot in 1775 eigenaar werd Emanuel van den Sande de Wolff. Hij heeft het buiten nauwelijks bewoond, want reeds drie jaar later werd een inventaris opgemaakt van zijn nalatenschap. Van de kostbare in- boedel werd een minutieuse lijst opgemaakt en deze verschaft ons een duidelijk beeld van de levensstijl van de bewoners.

De drie woonvertrekken aan de voorzijde, met hun goudleren behangsels, waren rijk bemeu- beld. Gevlamde Smyrna-tapijten bedekten de vloeren. Voor de ramen hingen wit gazen gor- dijnen, afgesloten met overgordijnen van zwaar geelgroen damast. In de „zaal” stonden twee grote ronde tafels, bedekt met kleurige Noorse kleden; de twaalf stoelen eromheen bekleed met gele trijp. Een twintigtal schil- derijen in vergulde lijsten sierden de wanden, onderbroken door kabinetten van notenhout en roodgelakte hoekbuffetten. Achter het glas van vele kasten glansde het porcelein. Prach- tige Japanse kommen, gebloemd met gouden rand, talrijke schalen, visschotels, kannen met zilveren deksels en ongeveer vijftig dozijn koppen en schotels. Ook Delfts blauw was volop aanwezig. Afgewisseld met mooi Engels aardewerk omvatte de kollektie een kleine duizend stuks. Tien smalle spiegels, gevat in gouden lijsten, weerkaatsten al deze pracht. Gezeten voor de grote schouw met zijn kope- ren schoorsteenmantel, afgedekt met een da- masten kleed, kon men er genieten van de wijn, geschonken in groen-kristallen roemers of van schuimend bier uit tinnen „bocalen”. Een blaasbalg deed het vuur van de turf, op- gestapeld in koperen akers, opflakkeren en mocht de kou toch nog plagen: een dertigtal stoven bracht uitkomst. Doch ook de andere vertrekken noodden tot een aangenaam ver- blijf. Rechts van de zaal was de bibliotheek,

waar de geest werd verkwikt door een twee- honderd boeken, rijk gevarieerd naar inhoud. Naast stichtelijke lektuur trof men er werken aan van Hooft, van de historieschrijver Ge- raert Brandt en andere nederlandse klassie- ken; sommige gebonden in een rug van schild- paddenleer met zilverbeslag.

Gaf men de voorkeur aan de huiselijke sfeer, dan kon men terecht in de kamer hiernaast, het eigenlijke woonvertrek. In de notenhouten theestoof suisde het water en naarstig han- teerde de huisvrouw het zilveren thee- of koffiegerei om de gasten te gerieven. De pa- pagaai in een koperen kooi stiet af en toe een schelle klank uit, doch soms hoorde men het strelend geluid van een viool. Ook kon de gast zich amuseren met het bekijken van prenten door een „optica”, terwijl zes koper- gravures aan de wand met „Heiligh print- werk” (Bijbelse taferelen) de aandacht boei- den. Des avonds verlichtten kaarsen in vier zilveren kandelaars het vertrek. Verdiept in het edele schaakspel, bedachtzaam de ivoren stukken op het ivoren bord verplaatsend, hoorde de gast enkel het geklik van zilveren breinaalden, gehanteerd door de nijvere gast- vrouw. Misschien dwaalden haar gedachten af naar de grote keuken, het dienstverblijf van het personeel. Een zeventigtal grote en kleine tinnen borden dienden geschuurd te worden gelijk al het koper-, blik- en ijzergoed, van elke soort meer dan honderd stuks. Zelfs de ijzers voor de traditionele nieuwjaarswafels ontbraken niet. Over het breken van aarde- werk behoefde mevrouw zich niet al te zeer te bekommeren: ze bezat hiervan een 1500 stuks. Dit „ordinaire” steengoed werd natuurlijk niet gebruikt als er gasten waren, evenmin als de tinnen lepels voor dagelijks ge- bruik. Dan kwam het zilveren eetgerei te voorschijn en schaarde men zich rond de wel- voorziene tafel, gedekt met lakens van wit damast. Mevrouw had de keuze uit een vijf- tigtal, aangevuld met een kleine driehonderd servetten van dezelfde stof.

Mr. G. N. Schutter.