Copyright © 2017 H. Swart - http://www.koosswart.com
Pagina 24 van 37
Buitenverblijven in H-S
Foto's en verhalen uit "Het Nieuwsblad" van 1959 & 1960
[In de volksmond "Het Bokkeblad"]
„OVERWATER” TE HOOGEZAHD (2)
Op jacht naar slaven en goud
Was het leven van de vorige bewoner, Van Seeratt, bewogen geweest, niet minder icas dit het geval met de nieuwe eige- naar William Butler. Hij telde bijna 48 jaren toen hij met zijn vrouw Maria Leeser in Hooge- zand kwam wonen. Ook hij had evenals Van Seeratt de West- indische Compagnie gediend en waarschijnlijk hebben ze elkaar wel gekend. De bakermat van Butler’s familie stond in de Schotse Hooglanden, waar de stamvader John le Botiler, om- streeks de tweede helft van de 14e eeuw leefde.
William Butler vertrok op 21- jarige leeftijd in 1705 met een schip vanuit Texel naar de Bocht van Guinea in Afrika. Daar bezat de W.I. Compagnie het fort St. George Delmina. In de omgeving (nu Ghana) werd goud gevonden. Bovendien was het een centrum van de slaven- handel. Bij het transport naar Amerika was de sterfte onder de negers buitengewoon hoog, maar toch was dit vèrvoer zeer lonend. Een slaaf bracht bij in- koop van 50 gulden nog altijd een winst op van vaak over de 500 gulden, zodat hieraan aar- dig werd verdiend. Niemand zag daar in die tijd iets onze- delijks in, zelfs niet de predi-
De preekstoel in de Hervormde Kerk
te Hoogezand. Anno 1726.
Een van de schenkers was William Butler.
kanten. William Butler maakte er snel car- rière. Reeds in 1718 werd hij directeur-gene- raal van de noord- en zuidkusten van Afrika. Hij had toen de hoogste top bereikt, maar werd toen plotseling af gezet. Teruggekeerd in het vaderland gaf hij in 1724 een pamflet uit om zijn beheer te rechtvaardigen en de be- schuldigingen te weerleggen, die hem ten val hadden gebracht. Wat was er gebeurd ? Toen zijn voorganger Hieronimus Haring in 1716 repatrieerde, gaf Butler hem enige stenen mede, die hij uit een rots had gekapt „wezen- de van een witte couleur als marmer, waarbij zich eenig geel mineraal vertoonde gelijkende op goud”. Haring had dit verborgen willen houden, doch de bewindhebbers van de Com- pagnie hadden er lucht van gekregen. Nau- welijks had Haring in Texel voet aan wal ge- zet of de Compagnie liet onverhoeds beslag leggen op al diens papieren en effecten. In het nauw gedreven leverde Haring de stenen over met de mededeling, dat men hiervan zoveel kon krijgen als men begeerde. Grote vreugde bij de Compagnie. Zij aarzelde niet het goede nieuws uit te bazuinen, dat op de kust van Afrika een goudmijn was ontdekt: de vond- sten overtroffen zelfs de rijkste goudaders van Peru. Een grootse toekomst lachte de Compagnie toe; ijlings zond zij een vijftigtal bergwerkers naar de rotsen. Helaas. Inplaats van de verwachte „profitabele mineralen” kwamen slechts ordinaire „vlinten” te voor- schijn. Bitter was de ontgoocheling en groot de woede van de heren bewindhebbers. Hef- tig verweten zij Butler, dat hij hen nodeloos op hoge kosten had gejaagd. Deze verweerde zich niet minder verontwaardigd met de vraag: kan ik het helpen, dat de Compagnie de zaak zo heeft opgeblazen? Ik heb toch
niet beweerd, dat er goud is gevonden, doch enkel witte stenen „waarin zig geel vertoonde op goud gelijkend”. Had maar deskundigen hierheen gestuurd en geen lieden „zonder kennis of kunst”.
Zo „desperaat” is de zaak toch niet; er zit hier wel degelijk goud. Butler had zich echter de toorn van de heren op de hals gehaald en zou hiervoor boeten. Weldra regende het beschul- digingen aan zijn adres. Zo had hij enige goudmarken achter gehouden en niet met de gebruikelijke goudkist verzonden. Inderdaad, antwoordde Butler. Die goudkist is altijd een begeerlijke buit voor de zeerovers. Daarom gaf ik deze goudstukken mee aan de schipper van de „Commant)”, doch dit schip is door de kapers bij Ostende aangehouden. Doch de Compagnie heeft mij dit verlies van mijn persoonlijk eigendom nimmer vergoed. Gij hebt, zo luidde een andere beschuldiging, op- zettelijk enige' barken verwaarloosd. Deze waren bij aankomst reeds ten dele verrot, zo was het antwoord. De houten wanden waren veel te dun en „verspind”. Doch de timmer- lieden waren reeds ver op het tijdschema ten achter en konden hier geen aandacht aan schenken. Zij waren te bezet met het maken van de bedden, kombuizen er gemakken bui- tenboords. De slaven moesten toch op tijd worden verscheept? Door hem dit te mis- gunnen, wilde men hem blijkbaar van „chag- rijn en spijt” doen omkomen. De lijst van beschuldigingen was hiermee nog lang niet uitgeput, maar Butler weigerde hierop in te gaan, daar ze te „ridiculeux en kinderagtig” waren. Vervolgens ging hij zelf tot de aanval over.
Mr. G. N. Schutter.